Het verschil tussen model C en model A bestaat eruit dat model C alleen de kopjes uit model A bevat en geen verdere uitsplitsing kent. Op dezelfde manier is model D een overzicht van de kopjes uit model B.
Model C is opgezet in staffelvorm (alle posten onder elkaar), terwijl model D is opgezet in scontrovorm (dus een linker- en rechterzijde tegenover elkaar). Voorts is de volgorde van de vermogenscomponenten anders geordend.
De vraag bij een balans is hoe de productiemiddelen gefinancierd worden. Bij model C volgt eerst een opsomming van de activa (productiemiddelen) waarna de vlottende passiva (schulden en verplichtingen) in mindering worden gebracht op de vlottende actia (voorraden, vorderingen en contanten). Vervolgens wordt gekeken welk bedrag overblijft om te financieren met lang vreemd vermogen en met eigen vermogen.
|
|
Balans per ...
|
A. |
Vaste activa |
I. |
Immateriële vaste activa |
II. |
Materiële vaste activa |
III. |
Financiële vaste activa
|
B. |
Vlottende activa |
I. |
Voorraden |
II. |
Vorderingen en overlopende activa |
III. |
Effecten |
IV.
|
Liquide middelen
|
C. |
Kortlopende schulden en overlopende passiva
|
D. |
Uitkomst van vlottende activa min kortlopende schulden
|
E. |
Uitkomst van activa min kortlopende schulden
|
F. |
Langlopende schulden
|
G. |
Voorzieningen
|
H. |
Eigen Vermogen |
I. |
Gestort en opgevraagd kapitaal |
II. |
Agio |
III. |
Herwaarderingsreserve |
IV. |
Wettelijke en statutaire reserves |
V. |
Overige reserves |
VI. |
Onverdeelde winst |