1K |
Alternatieve aanduiding voor een bedrag van 1000 euro, c.q. 1000 dollar. Economen gebruiken deze aanduiding niet. Niet-economen zien er een vergelijking in met Kilogram en praten dus eigenlijk over Kilo-euro, c.q. Kilo-dollar.
Voorbeeld: Deze 24 jarige MBO'er verdient ongeveer 10K per maand.
|
Kaartbetaling (Anglicisme: Pay by card) |
Betaling met behulp van een pinpas of credit card.
|
Kapitaal |
- Het totale bedrag van de posten aan de debetzijde van de balans [alle posten zijn uitgedrukt in euro] {Interne Verslaggeving en Externe Verslaggeving} (tegenhanger van het vermogen).
- Synoniem: Kapitaalgoederen.
- Leningen met een looptijd langer dan een jaar {Monetaire Economie}. Zie kapitaalmarkt.
- De totale productiecapaciteit in een land {Macro-economische Groeitheorie}.
- Een bedrag aan geld dat iemands eigendom is {volksmond}.
- Misconceptie: algemene benaming voor internationale geldstromen die plaatsvinden {volksmond / journalistiek}.
- Misconceptie: deel van het vermogen (zoals in ‘Aandelenkapitaal’) {Externe Verslaggeving}. Kijk voor een toelichting bij: bedrijfseconomische-modellen.nl.
- Anglicisme: vertaling van de term ‘Capital’ in de betekenis van vermogen.
|
Kapitaalbescherming |
- Misconceptie: Eigenlijk gaat het niet om kapitaal, maar om vermogen, want het kapitaal staat debet op de balans en het vermogen staat credit.
- Buffer in het vermogen (dus een deel van het eigen vermogen) bestemd om schuldeisers zekerheid te verschaffen dat zij op tijd een betaling kunnen verwachten.
Zie ook: Startkapitaal.
- Solvabiliteit (als de verhouding TV / VV), die groter is dan 1.
|
Kapitaalbuffer |
- Misconceptie: Eigenlijk gaat het niet om kapitaal, maar om vermogen, want het kapitaal staat debet op de balans en het vermogen staat credit.
- In principe is een buffer een soort reserve die al beschikbaar is in het bedrijf of die via extra voorzieningen snel kan worden aangeboord in noodgevallen.
Dit zou betekenen dat een kapitaalbuffer c.q. vermogensbuffer het bedrag aan eigen vermogen is dat groter is dan het eigen vermogen dat voortvloeit uit de kapitaaleis (c.q. vermogenseis) van de financiële authoriteiten.
- Vaak vat men het beschikbare eigen vermogen op als buffer, maar als de financiële authoriteiten bij banken e.d. een minimumbedrag aan eigen vermogen eisen, dan mag de bank niet onder dat minimumbedrag komen.
Het eigen vermogen is dan dus niet beschikbaar om schuldeisers te voldoen in noodgevallen. Alleen bij faillissement van een bank komt het totale eigen vermogen dan als buffer in aanmerking.
- Solvabiliteit (als de verhouding TV / VV), die uitstijgt boven de waarde die overeenkomt met de eisen die de financiële authoriteiten stellen.
|
Kapitaaleis |
- Misconceptie: Eigenlijk gaat het niet om kapitaal, maar om vermogen, want het kapitaal staat debet op de balans en het vermogen staat credit.
- Een vereiste ten aanzien van de verhouding tussen eigen vermogen en vreemd vermogen. In feite gaat het dus om de vereiste solvabiliteit.
- Solvabiliteit (als de verhouding TV / VV), die minimaal overeenkomt met de eisen die de financiële authoriteiten stellen.
|
Kapitaalgoederen |
Middelen zoals gebouwen, machines, voorraden en vorderingen die de ondernemer heeft aangeschaft om de onderneming te kunnen voeren.
De kapitaalgoederen maken een belangrijk deel uit van het kapitaal. Liquide middelen maken geen deel uit van de kapitaalgoederen, maar wel van het kapitaal.
|
Kapitaalinvestering |
- Bij een kapitaalinvestering gaat het erom dat iemand geld stopt in een zaak, dus eigenlijk gaat het om het beleggen van vermogen in een onderneming.
Dat zal waarschijnlijk gaan in de vorm van deelname aan het eigen vermogen. In feite gaat het dus om een financiering.
- Het kan ook zijn dat iemand geld nodig heeft voor uitbreiding van zijn activa (kapitaalgoederen) en op zoek is naar iemand die dat wil financieren.
|
Kapitaalmarkt |
- De markt waar leningen met een looptijd van langer dan 10 jaar verhandeld worden {Financiering}.
De kapitaalmarkt is een onderdeel van de vermogensmarkt, die ook de geldmarkt en de markt voor middellang krediet omvat.
- De markt waar leningen langer dan een jaar verhandeld worden {Monetaire Economie}. De kapitaalmarkt staat naast de geldmarkt in brede zin.
|
Kapitaalstroom |
Misconceptie: Algemene benaming voor internationale verplaatsingen van geld en kapitaal {Monetaire Economie}.
|
Kapitaalverwerving |
Aantrekken van vermogen om te kunnen investeren. In feite gaat het dus om vermogensverwerving want de term kapitaal wordt onjuist gebruikt.
|
Kas |
- Voorraad chartaal geld (dus munten en bankbiljetten) [euro].
- Anglicisme: Onjuiste vertaling van het begrip ‘ cash’ in kas {Financiering}. In feite gaat het om het begrip kasvoorraad in de betekenis van de som van chartaal en giraal geld.
Zie ook: liquide middelen en kasgeldlening.
- Misconceptie: som van kasvoorraad en belegde middelen {Financiering}.
- Misconceptie: som van kasvoorraad, belegde middelen en een negatief saldo op de rekening courant {Financiering}.
|
Kasbeheer |
Beheer van de kas in de betekenis van de kasvoorraad en de belegde middelen, alsmede de verzorging van een kastekort {Financiering}.
|
Kasgeldlening |
Banklening van minimaal € 500.000,- met een korte looptijd, een vast rentepercentage en een aflossing ineens. Verlenging is meestal mogelijk {Financiering}.
|
Kasmutatie |
- Wijziging in de kas, d.w.z. een toename of afname van contant geld [euro].
- Misconceptie: wijziging in de kasvoorraad, dus de voorraad liquide middelen {Financiering}.
|
Kasreserves |
- Geld dat op een bepaald tijdtip nog in de kas zit.
- Saldo van de kas als alle verwachte ontvangsten binnen zijn en alle verwachte betalingen gedaan zijn.
- Verwacht saldo van de liquide middelen (kas en bank) als alle verwachte ontvangsten binnen zijn en alle verwachte betalingen gedaan zijn.
|
Kasstroom (Anglicisme) |
- Zie de 9 betekenissen van cashflow.
- Misconceptie: stroom van kasontvangsten en kasuitgaven. Het woord ‘kas’ in kasstroom is afgeleid van het Amerikaanse ‘cash’ en daardoor heeft het naast kas ook betrekking op bank- en girogelden. Zie ook de term kasvoorraad {Financiering}.
|
Kasstroomoverzicht |
- (Directe methode) Een overzicht van de geldmiddelen die in een verslagperiode beschikbaar zijn gekomen en van het gebruik dat van deze geldmiddelen is gemaakt.
Zoals elk intern verslag staat het de ondernemer vrij om voor eigen gebruik een overzicht naar eigen goeddunken op te zetten. (euro’s) {Interne Verslaggeving}.
Voor de directe methode kan men:
A. een overzicht opstellen vanuit de kas- en bankmutaties en daar de nodige ordening en herschikking in aanbrengen;
B. een overzicht herleiden uit de interne resultatenrekening en de begin- en eindbalans van een periode, waarbij men gebruik maakt van de administratie om nadere gegevens op te vragen.
- (Indirecte methode) Een overzicht van de geldmiddelen die in een verslagperiode beschikbaar zijn gekomen en van het gebruik dat van deze geldmiddelen is gemaakt (Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, RJ 360.101).
Het kasstroomoverzicht bestaat uit de volgende onderdelen:
(1) kasstroom uit operationele activiteiten,
(2) kasstroom uit investeringsactiviteiten,
(3) kasstroom uit financieringsactiviteiten (RJ 360.201). (euro’s) {Externe Verslaggeving}.
Synoniem: SHBM (Staat van Herkomst en Besteding van Middelen.
Voor het overzicht gaat men uit van de balansvergelijking en herordent die:
Vaste activa + Vlottende activa + Liquide middelen = Eigen Vermogen + LVV + KVV.
Liquide middelen = Eigen Vermogen + LVV + KVV - Vaste activa - Vlottende activa.
Liquide middelen = (Eigen Vermogen + KVV - Vlottende activa) - Vaste activa + LVV.
Vervolgens vergelijkt men de stand van deze posten op de begin- en eindbalans
van een periode en berekent voor elke post de mutatie. In principe zijn dan de drie genoemde onderdelen in grote lijnen beschikbaar.
Afhankelijk van het type verslag en de bereidheid meer informatie te geven dan al in de balans aanwezig is, krijgt het kasstroomoverzicht zijn definitieve vorm.
Omzetbelasting wordt zoveel mogelijk vermeden (want dat genereert geen echte ontvangsten).
De onverdeelde winst zit in het EV en kan nader uitgesplitst worden. Zo kunnen de afschrijvingen enerzijds expliciet bij de winst worden opgeteld en anderzijds verwerkt worden in de investeringsactiviteiten.
Bij de netto indirecte methode werkt men zoveel mogelijk met gesaldeerde posten en bij de bruto indirecte methode splitst men de toenames en de afnames elk apart uit.
- Een overzicht van geldmiddelen (ontvangsten en uitgaven) die in de loop van de jaren voor een bepaald project beschikbaar zullen komen (euro’s) {Financiering}.
|
Kastekort |
- Verschil tussen wat er in kas moet zijn en wat er werkelijk in zit [euro].
- Verwacht negatief saldo aan contante middelen [euro].
- Misconceptie: Verwacht tekort aan liquide middelen (c.q. te lage kasvoorraad).
|
Kasvoorraad |
- Totale hoeveelheid chartaal geld dat in voorraad is [euro].
- Misconceptie: liquide middelen: chartaal geld plus tegoeden op bank- en girorekeningen (zie ook cashflow en kasstroom) [euro] {Financiering}.
|
Kengetallen |
Verhoudingsgetallen waarmee de financiële situatie in een bedrijf kan worden beschreven en beoordeeld.
Sommige kengetallen, zoals de liquiditeit en de solvabiliteit zijn onbenoemde grootheden, d.w.z. ze hebben geen eenheid, omdat teller en noemer van de breuk dezelfde eenheid hebben.
Andere kengetallen, zoals de rentabiliteit en de omloopsnelheid hebben wel een eenheid, ook al wordt die vaak niet vermeld, laat staan afgeleid van de deling van teller en noemer.
|
Klant |
- Iemand die goederen of diensten tegen betaling wil aanschaffen in een winkel of bij een kleine zelfstandige ondernemer.
- Iemand die daadwerkelijk goederen of diensten tegen betaling aanschaft in een winkel of bij een kleine zelfstandige ondernemer.
- Iemand die goederen of diensten wil aanschaffen maar waarvoor de rekening naar een (zorg)verzekeraar gaat. Men spreekt dan liever over cliënt.
- Iemand die goederen of diensten aanschaft maar waarvoor de rekening naar een (zorg)verzekeraar gaat. Men spreekt ook hier liever over cliënt.
- Iemand die medische hulp wil aanschaffen maar waarvoor de rekening naar een (zorg)verzekeraar gaat. Men spreekt dan liever over patiënt.
- Iemand die medische jhulp aanschaft maar waarvoor de rekening naar een (zorg)verzekeraar gaat. Men spreekt ook hier liever over patiënt.
|
Koers |
- De beurskoers van een aandeel, obligatie, optie of termijncontract. {Financiering}.
- De richting waarin het beleid van een onderneming gaat {Organisatie en Management}.
|
Koersbeweging |
Verandering in de koers van een aandeel, obligatie, optie of termijncontract.
De verandering kan bestaan uit een stijging of daling van de beurskoers op een effectenmarkt [%] {Financiering}.
|
Koersverlies |
Daling van een beurskoers op de effectenmarkt [%] {Financiering}. De term verlies wordt hier op ongebruikelijke wijze gehanteerd, omdat bij valuta en andere prijzen niet over winst en verlies gesproken wordt, maar over stijging en daling.
Het verlies ontstaat ook niet als verschil tussen inkoopprijs en verkoopprijs, maar als vergelijking van de koers nu en de koers op een eerder tijdstip. Zie ook valutawinst.
|
Koerswinst |
Stijging van een beurskoers op de effectenmarkt [%] {Financiering}. De term winst wordt hier op ongebruikelijke wijze gehanteerd, omdat bij valuta en andere prijzen niet over winst gesproken wordt, maar over stijging van de waarde.
De winst ontstaat ook niet als verschil tussen inkoopprijs en verkoopprijs, maar als vergelijking van de koers nu en de koers op een eerder tijdstip. Zie ook valutawinst.
|
Koper |
- Iemand die interesse heeft voor de aanschaf van goederen of diensten. Eigenlijk gaat het vooral om zaken die mensen incidenteel of eenmalig aanschaffen, zoals een huis of een boot.
- Iemand die de interesse voor het kopen van aanschaf van goederen of diensten heeft omgezet in feitelijke aanschaf. Als iemand regelmatig tot aanschaf overgaat, is sprake van een klant.
- Er zijn drie typen van kopers van immateriële activa (bron: SRA):
- Strategische koper: (rechts)persoon die streeft naar maximale zeggenschap teneinde het integratieproces met eigen bedrijfsonderdelen optimaal te maken.
- Financiële koper: (rechts)persoon die streeft naar zeggenschap zonder uit te zijn op het gebruik van de activa.
- Industriële koper: (rechts)persoon die streeft naar het integreren van de activa, de locatie, de klanten of het marktaandeel.
|
Korting |
- Reductie in de prijs: bedrag waarmee de werkelijke prijs lager ligt dan de officiële prijs [euro/stuk].
- Percentage dat op de officiële prijs in mindering gebracht mag worden [geen eenheid, want het is de verhouding tussen twee eenheden die beide zijn uitgedrukt in euro/stuk].
|
Kortlopende schulden |
Verkregen krediet of geleend geld waarvan de verplichting tot terugbetaling korter is dan een jaar {Externe Verslaggeving}
Synoniem: kort vreemd vermogen {Interne Verslaggeving}.
|
Kosten |
- Waarde die een ondernemer opoffert bij de ruil van zijn product tegen geld [euro/periode] {Externe Verslaggeving} (vormt een begrippenpaar met opbrengsten).
- Bedragen die in mindering komen op de brutowinst [euro/periode] {Interne Verslaggeving}.
Synoniem: bedrijfskosten. Kijk voor een toelichting bij: bedrijfseconomische-modellen.nl.
- Waarde die een ondernemer opoffert tijdens het productieproces [euro/periode] {Kostencalculatie}.
Synoniem: werkelijke kosten.
- Toename van de waarde van de productie tijdens het productieproces [euro/periode] {Kostencalculatie}.
Synoniem: toegestane kosten.
- Toegestane kosten toegerekend aan een eenheid product [euro/stuk] of een project [euro/project] {Kostencalculatie}.
Synoniem: kostprijs.
- Misconceptie: Werkelijke kosten toegerekend aan een eenheid product [euro/stuk] of een project [euro/project] {Kostencalculatie}.
- Misconceptie: Het bedrag dat een ondernemer uitgeeft bij aanschaf van de productiemiddelen [bedrag gemeten in euro]. Men gebruikt de term in de betekenis van uitgaven (aanschafkosten, installatiekosten, sloopkosten, emissiekosten, etc.)
- Misconceptie: Uitgaven in niet-commerciële organisaties. Men gebruikt de term ‘kosten’ daar waar het om lasten gaat.
- Misconceptie: Uitgaven in de huishouding. Men gebruikt de term ‘kosten’ daar waar het gaat om betalingen [bedrag gemeten in euro] {Juridisch en volksmond}.
- Misconceptie: Uitgaven in het kader van beleggingen. Men gebruikt de term ‘kosten’ daar waar het gaat om betalingen uitgedrukt als percentage van de totale belegging omgerekend op jaarbasis [bedrag gemeten in % per jaar, (want 100% x euro per jaar / euro)] {Beleggerskringen, o.a. afm.nl)}.
- Nadelen in materiële of immateriële zin die voortvloeien uit een project [diverse eenheden] (vormt dan een begrippenpaar met baten) {Openbare financiën}.
|
Kostenbesparingen |
Misconceptie: Vermindering van de uitgaven in een niet-commerciële organisatie.
|
Kostendragers |
- Eindproducten waaraan de kosten vanuit de kostenplaatsen worden toegerekend. Dit veronderstelt dat de indirecte kosten in een onderneming via kostenplaatsen worden geordend en verdeeld. {Kostencalculatie}.
- Activiteiten waaraan de kosten worden toegerekend voordat ze worden verbijzonderd naar de eindproducten.
Bij Activity Based Costing zijn er geen kostenplaatsen die als basis voor de ordening en verdeling van kosten gelden, maar uitsluitend activiteiten. Deze gelden dan als kostendragers. {Kostencalculatie}
|
Kostenoverzicht |
- Overzicht van werkelijke kosten die gemaakt zijn voor het bereiken van een bepaald doel {Kostencalculatie}.
- Overzicht van tarieven die bijvoorbeeld banken hanteren om aan te geven welke vergoedingen zij vragen voor de diensten die zij leveren. De werkelijke kosten die de banken in rekening brengen, staan in de vergoedingenstaat. {Financiering}
|
Kostenplaatsen |
Organisatorische eenheden in een onderneming waar de verdeling van de kosten zich op richten kan.
Voor het verdelen van indirecte kosten kiest men verdeelsleutels (bijvoorbeeld het aantal vierkante meters in een bedrijf) als basis om (bijvoorbeeld de huurkosten) toe te rekenen aan afdelingen. Men onderscheidt doorgaans drie soorten kostenplaatsen:
- hulpkostenplaatsen (geen zelfstandige afdelingen, maar vanuit de organisatie als eenheid aangemerkt)
- zelfstandige kostenplaatsen (wel zelfstandige afdelingen, maar geen directe relatie met de eindproducten)
- hoofdkostenplaatsen (zelfstandige afdelingen die de eindproducten voortbrengen en dus de indirecte kosten verder kunnen toerekenen aan de eenheden product die zij voortbrengen).
|
Kostensoorten |
Uitsplitsing van de kosten naar hun ontstaansbron tijdens het bedrijfsproces: grondstoffen, arbeid, afschrijving op vaste activa, gebruik van grond, diensten van derden, belastingen die de kostprijs verhogen en geleend geld.
De categorie geleend geld (in casu: interestkosten) neemt een bijzondere plaats in, omdat zij herverdeeld kan worden over de andere kostensoorten vanwege het beslag op vermogen dat gekoppeld kan worden aan de ontstaansbronnen.
Elke van deze kostensoorten kan vervolgens toegerekend (c.q. verbijzonderd) worden naar een indeling op basis van de functie die zij hebben in het bedrijfsproces: de functionele kosten.
|
Kostenverbijzondering |
Het toerekenen van de kosten aan de eenheden product. Bij sommige kostensoorten is direct een verband te leggen met eenheden product (directe kosten) en bij anderen moet dat gebeuren door de kosten toe te rekenen aan afdelingen (indirecte kosten).
|
Kostprijs |
- Toegestane kosten berekend per eenheid product bij massaproductie [euro/stuk] {Kostencalculatie}.
Synoniem: standaardkostprijs. Kijk voor een toelichting bij: bedrijfseconomische-modellen.nl.
- Verwachte kosten berekend per eenheid product bij stukproductie [euro/stuk] {Kostencalculatie}. Dit hoeven dus niet toegestane kosten te zijn.
- Som van de inkoopprijs en de verwachte kosten per eenheid product in een handelsonderneming [euro/stuk]
(NB Een handelaar ziet de inkoopprijs niet als kosten, want anders is het niet mogelijk een brutowinst te berekenen) {Kostencalculatie}.
Zie ook: bedrijfseconomische-modellen.nl.
- Misconceptie: de prijs die in het verleden is betaald voor vaste of vlottende activa {Externe Verslaggeving} [euro]. In het kader van IFRS is inmiddels de term ‘ fair value’ geïntroduceerd als alternatieve waardemaatstaf in de jaarrekening.
Synoniemen: aanschafprijs, historische prijs, historische kostprijs of verkrijgingsprijs. Deze synoniemen zijn minder gebruikelijk, omdat ‘kostprijs’ makkelijker in het gehoor ligt, ook al is dat niet correct.
- Misconceptie: de transactiewaarde van een overeenkomst, onafhankelijk of die gaat over passiva of activa. Dus financiële instrumenten die tot de activa of passiva behoren en die op de balans geplaatst zijn op basis van de overeengekomen prijs plus de uitgaven voor bemiddeling en dergelijke [euro] {Externe Verslaglegging}.
- Misconceptie: de reële waarde (fair value), in casu de prijs die op het moment van aanschaf moet worden betaald, c.q. de vervangingswaarde.
- Misconceptie: inkoopwaarde van de afzet {Boekhouden} [euro per periode], o.a. in de term Kostprijs Verkopen bij de handelsonderneming.
- Misconceptie: werkelijke kosten toegerekend aan een eenheid product [euro/stuk].
- Misconceptie: verkoopprijs {Volkstaal} [euro]. Men vraagt ‘ Wat kost dat?’, als men de verkoopprijs wil weten.
|
Kostprijs van de afzet |
- Waardering van de afzet tegen toegestane kosten [euro/periode] {Kostencalculatie}. Zie het model voor de uitsplitsing van het voorcalculatorische bedrijfsresultaat en het nacalculatorische bedrijfsresultaat.
Synoniem: kostprijs verkopen {Bedrijfsadministratie}
Synoniem: afzet tegen kostprijs {Kostencalculatie}
- Misconceptie: waardering van de afzet tegen directe fabricagekosten {Externe Verslaggeving}.
- Misconceptie: waardering van de afzet tegen werkelijke kosten.
|
Kostprijs van de omzet |
- Kostprijs van de omzet {Kostencalculatie}zou moeten zijn: kostprijs van de afzet .
- Werkelijke kosten van de afzet bij bedrijven met stukproductie [euro/periode] {Externe Verslaggeving, zie: model F}.
|
Kostprijs verkopen |
- Waardering van de afzet tegen de inkoopprijs in een handelsonderneming [euor/periode] {Bedrijfsadministratie}.
- Waardering van de afzet tegen de commerciële kostprijs [euro/periode] {Interne Verslaggeving}.
Synoniem: kostprijs van de afzet.
- Misconceptie: waardering van de afzet tegen fabricagekostprijs [euro/periode] {Bedrijfsadministratie}.
- Misconceptie: waardering van de afzet tegen werkelijke kosten [euro/periode] {Externe Verslaggeving}.
Synoniem: kostprijs van de omzet
|
Krediet |
- Geld uitlenen aan iemand onder de afspraak dat die ander dat geld later terug betaalt {Algemene Economie}.
- Afspraak tussen een bedrijf en een concument of tussen twee bedrijven onderling om enige tijd na de levering van goederen of diensten te betalen (meestal is er een maximale betalingstermijn aangegeven) {Financiering}.
N.B. Deze vorm van krediet leidt niet tot een toename van de geldhoeveelheid, maar tot een toename van de omloopsnelheid van het geld. Zie ook: MV = PT.{Monetaire economie}.
- Afspraak tussen een bank en een bedrijf of gezin (bijvoorbeeld hypotheek) om betaalmiddelen ter beschikking te stellen tegen vergoeding van rente. {Monetaire economie}.
N.B. Deze vorm van krediet leidt wel tot een toename van de geldhoeveelheid. De bank is dus in staat om geld te scheppen. Zie ook: MV = PT.
- Uitstel van betaling {Spreektaal}.
Synoniem: Schuld.
- Mogelijkheid tot een lening van een bank tot een bepaald maximum. Het bedrag kan na aflossing weer worden opgenomen, zolang het maximum niet wordt overschreden [euro] {Financiering}.
Synoniemen: rekening courant, rood staan.
|
Kritische prestatie-indicatoren |
Instrumenten die het mogelijk maken om te meten of de kritische succesfactorenin de hand gehouden worden, bijvoorbeeld het aantal uren dat werknemers een cursus volgen of het niveau van de opleidingen die ze behaald hebben.
Deze instrumenten geven een indicatie van de situatie, zonder dat zij succes garanderen.
|
Kritische succesfactoren |
Factoren waarvan het slagen of mislukken van een activiteit of onderneming vanaf hangt. KSF hebben meestal betrekking op kwaliteit, prijs, benodigde levertijd, e.d.
|
Vakdidactische termen
|
Vt Kennis |
- Alle concepten en processen die het mogelijk maken om te denken en te handelen. In de psychologie maakt men daarbij onderscheid tussen:
- Declaratieve kennis (begrippen en feiten om te onthouden),
- Procedurele kennis (processen om begrippen en feiten te vergaren, op te slaan, te onthouden en weer op te roepen),
- Strategische kennis (inzicht in de wijze waarop processen aangepakt moeten worden)
- Situationele kennis (zicht op de interpretatie van begrippen en feiten al naar gelang de situatie waarin ze gebruikt worden).
De onderstaande toelichting op de term Kennis, geeft aan hoe belangrijk situationele kennis is.
- Kennis is dat wat geweten en toegepast kan worden door de mens, een machine, of door de maatschappij als geheel. (Wikipedia)
- In de omschrijving Kennis en Inzicht : alles wat geweten en toegepast kan worden, met uitzondering van inzicht.
- In de omschrijving Kennis en Vaardigheden: alles wat geweten en toegepast wordt, met uitzondering van handelingsvaardigheden.
- In de omschrijving Kennis, Houding en Vaardigheden (d.w.z. bij competenties): alles wat geweten en toegepast kan worden met uitzondering van de houding die men zich geeft of de vaardigheden die men beheerst.
- In de omschrijving Kennis en Informatie: alles wat geweten en toegepast kan worden met uitzondering van feitelijke wetenswaardigheden die als informatie zijn op te vatten.
- Kortom: kennis is een restbegrip waarmee allerlei inhouden afgedekt worden, afhankelijk van de situatie waarin bepaalde aspecten van het menselijk handelen wel of niet apart genoemd worden.
|
Vt Kennisoverdracht |
De meeste boeken staan vol informatie, maar vergeten de vragen toe te voegen die daaraan vooraf zijn gegaan.
Activity Based Costing is niet zomaar een theorie, maar een antwoord op een probleem dat onaanvaardbare proporties aannam.
Theorieën zijn samenvattingen van kennis die opgedaan is na zoektochten, veroorzaakt door problemen waar mensen uit vorige generaties mee geworsteld hebben.
Hun oplossingen staan gecomprimeerd weergegeven als kennis verworven door de mensheid. Dergelijke boeken zijn zeer geschikt voor een reproductieve leerstijl.
Maar die oplossingen gaan pas leven als je iets proeft van de problemen die eraan vooraf zijn gegaan. Daarvoor is een betekenis gerichte leerstijl nodig.
Je moet dus niet alleen de antwoorden tot je nemen, maar ook op zoek gaan naar de vragen en de problemen die aan de bron gelegen hebben.
Je moet problematiseren en bij elke tekst zoeken naar de vragen waar de tekst antwoord op geeft.
|
Vt Koeien en paarden als voorbeeld voor vergelijkingen. |
Stel een koe is € 8.000,- waard en een paard is ook € 8.000,- waard dan noteren economen dat als volgt:
een koe = € 8.000,-
een paard = € 8.000,-
De conclusie: een koe = een paard is echter onjuist. De waarde van een koe is gelijk aan de waarde van een paard, maar daarmee is een koe nog geen paard. Het is geen wiskundige gelijkheid, maar een economische gelijkheid.
Het zou dan ook beter zijn wanneer economen als symbool van gelijkwaardigheid niet het = teken zouden gebruiken, maar een pijltje.
Het pijltje zou dan inhouden dat de relatie niet omkeerbaar is:
een koe => € 8.000
een paard => € 8.000
een koe <=> een paard.
Om deze reden zijn er in de bedrijfseconomie, maar ook in de algemene economie, veel grootheden die synoniemen lijken, maar het niet zijn.
|
Afkortingen |
KPI. Zie bij: Kritische prestatie-indicatoren
|
KSF. Zie bij: Kritische succesfactoren |